Visioen 9
(Vertaling Imme Dros)
1 Ik was op het feest van Maria-Geboorte bij de metten
en na de drie schriftlezingen kreeg ik in een
visioen iets wonderlijks te zien. Mijn hart
was ervoor al sneller gaan kloppen door de woorden
5 van liefde die men voorlas uit het Hooglied, waarbij ik
moest denken aan een volmaakte kus. Kort daarna
tijdens de tweede nocturne, zag ik in de geest
een koningin op me afkomen gekleed in een gouden
gewaad; en dat gewaad zat helemaal vol ogen en al
10 die ogen waren als vurige door alles heen priemende
steekvlammen en leken toch ook weer aan kristal.
En de kroon die ze op haar hoofd had bestond uit
evenveel kronen, de ene boven op de andere, als er
ogen waren op dat kleed. En het aantal zul je horen
15 wanneer zij het zelf noemt. Voor de koningin liepen
drie jonkvrouwen; een had een rood staatsiekleed
aan en droeg twee bazuinen in haar handen. En ze
blies op de ene bazuin en zei: “Wie niet naar mijn
meesteres luistert, zal eeuwig doof zijn van
20 zaligheid, en hij zal de hoogste harmonie
en de wonderen van de overweldigende
liefde nooit horen of zien.”En de tweede bazuin
klonk en zei: “Wie zich haast langs de weg
die mijn meesteres kiest, zal heersen over het rijk
25 van de liefde.”En de tweede jonkvrouw had een
groen staatsiekleed aan en droeg twee
palmtakken in haar handen voorzien van een
zegel in de vorm van een boek. Daarmee wuifde ze
het stof weg van haar meesteres, het stof van de dagen
30 en van de nachten, van de maan en de zon, want
zij wilde geen stof op zich krijgen van wat dan ook.
De derde jonkvrouw had een zwart staatsiekleed
aan, en die had zoiets in haar hand als een lantaarn
vol daglicht, waarmee haar meesteres de diepte
35 peilde van het diepste en de hoogte van het
hoogst bereikbare.De koningin kwam op me afsnellen,
zette haar voet op mijn keel en riep met een
huiveringwekkend stemgeluid: “Weet jij wie ik ben?”
40 En ik zei: “Of ik dat weet. Je hebt me zo lang
verdriet en pijn gedaan, je bent de rede van
mijn ziel en zij die je entree allure geven, horen
bij mij thuis. Degene die op de bazuin blaast
is mijn heilige vrees, die me heeft getoetst op
45 volmaaktheid in alle aspecten van de liefde. De
tweede is mijn vermogen jou en de liefde van elkaar
te onderscheiden, een vermogen dat de wil, het rijk
en het welbehagen van jullie beiden onderzocht heeft.
De derde is de wijsheid, waardoor ik je macht en je
50 werken in de liefde heb leren kennen, en waardoor
ik God alleen ken in God, en God als alle dingen
in God, en elk ding afzonderlijk als God, wanneer ik
er in de geest mee verenigd ben.”
Toen zei ik: “Wat voor nieuws breng je me nu?”
55 En ze zei: “Het is waar. Met dit gewaad vol ogen
ben jij getooid. Met hemelse glorie heb je mij
bekleed. Van die ogen zijn er duizend in getal,
van elke deugd het volle aantal. De vurigheid
van de ogen komt door bekendheid met de liefde;
60 het kristalheldere van de ogen door het teloorgaan
en het honderdvoudige sterven in een lijden dat inzicht
geeft.” En elk oog getekend door kennis van liefde en
door lijden had een kroon die daarmee overeenkwam.
Dus had elk oog eenopzienbarende kroon.
65 Toen Rede mij op deze wijze had ingelicht, gebood
ze me elk lid van het gevolg in me op te nemen.
En ik naam hen goed in me op. Toen werd Rede mij
onderdanig en trok zich terug.
En liefde kwam en nam me in zich op. En ik raakte
70 buiten de geest en bleef liggen tot laat op de dag
verdronken in onuitsprekelijke wonderen.
Uit: Hadewijch. Visioenen. Vertaald uit het Middelnederlands door Imme Dros; met een inleiding en een teksteditie door Frank Willaert. Amsterdam: Prometheus/ Bert Bakker, 1996 (Nederlandse klassieken; dl. 8).