Visioen 14
Het laatste visioen sluit aan bij het vorige, dertiende visioen. Het begin van het visioen verwijst naar de troon die in het dertiende visioen meermalen genoemd wordt. Maar ook diverse thema’s uit andere visioenen komen terug. Het veertiende visioen beschrijft hoe Hadewijch ‘nieuwe kracht’ heeft gekregen. Ze is gesterkt om niet te blijven steken in de genietingen van de Minne, maar om weer af te dalen naar het gewone leven van alledag. Ook krijgen we beknopte informatie over andere visioenen van Hadewijch, die zij niet in dit boek heeft opgenomen. Hadewijch begint vanuit een heftig verlangen (orewoet) en verwijst naar de troon uit het vorige visioen.
[1] Ik was en ben nog steeds vol van begeerte en uitzinnig verlangen; zo erg dat ik bang was en ook zeker wist dat ik niet verder kon leven met die enorme ongedurigheid die ik toen had en nog steeds bezit, tenzij God me nieuwe kracht zou geven. En dat deed hij toen. God zij dank.
[7] Die troon was een geweldige nieuwe toestand waarin hij mij nog rijker wilde maken aan zijn overweldigende rijkdom dan ik tevoren was. Toen was ik al rijk aan vele deugden, meer dan de meeste mensen nu. Maar de macht die hij mij nu gaf en die ik eerst niet had, dit nieuwe vermogen, was een kracht die uit hem zelf kwam. Die stelde mij namelijk in staat om god te zijn zoals hij, door in mijn lijden hem na te volgen en met hem te verenigen. Om hetzelfde te zijn wat hij voor mij was toen hij als mens voor mij leefde. Het was de kracht om de minne te dragen ook wanneer de verrukking van de minne mij ontbrak. Daarmee zou ik de scherpe pijnscheuten verdragen waarmee de minne mij treft.
Steeds spreekt Hadewijch van een “hij” of “hem”. Veel onderzoekers zien hier Jezus Christus in. Toch blijft het opvallend dat Hadewijch zelf de naam niet invult. Dat kan betekenen dat Hadewijch God en de minne veel vloeiender verbeeld. Ze verwijst ook naar God die een gezicht heeft. Van God ontvangt zij een onvoorstelbare geestkracht: om zelf ook God voor Hem te zijn, zoals Christus dat voor Hadewijch was toen Hij als mens leefde. Hadewijch legt het verder uit: het betekent dat zij Gods Liefde zou behouden ook als er geen besef van vereniging met God zou zijn. Dan zou ze bestand zijn tegen de pijnlijke schichten die haar treffen wanneer zij zo hevig verlangd naar God.
[21] Die troon was de hoogte van mijn unieke, uitverkoren leven. Dat die er zo helder uitzag, liet zien dat ik zuiver was van de talrijke smetten waar de vreemden in vervallen, die Hij niet uitverkoren heeft om te zijn, God zij dank, wat hij mij laat zijn. Ach, als ik bedenk wat God met mij wil en dat hij mij verkiest boven alle andere schepselen die ik ooit gezien heb, dan verwondert het mij dat ik het uit kan houden tenzij door de grote minne die alles vermag.
[30] Dit is een groot wonder: als ik bedenk wat God met mij wil en dat hij mij verkiest boven alle schepselen die ik ooit zag. Het verwondert mij nog veel meer dat de mensen die nu leven en die hij vergeleken met mij zoveel minder geeft, dat zij mij nog zo lang laten leven en dat ze nog enig begrip voor mij hebben, en mededogen en barmhartigheid, en dat ze mij niet steeds blijven kwellen met nieuwe pesterijen. Daarbij komt nog dat mij zo veel lijden heeft beloofd om aan hem gelijk te worden en dat ik voor alle mensen zou moeten lijden, en ook meer dan alle mensen, om hem voldoening te schenken en als mens volmaakt te leven.
De nieuwe positie van Hadewijch in de heerlijkheid van God is bijzonder, heel helder. Dat zij dit heeft mogen zien, maakt haar sterk om haar leven met de orewoet uit te houden. De symboliek in deze tekst verwijst naar de beeldspraak rond Maria, die in de Middeleeuwen gangbaar was. De troon van Maria is de sedes sapientiae, troon der wijsheid.
[43] Dat men alle dingen in de transparantie van die troon kon doorzien, betekende dat dit wezen Gods eigen wezen was. En ik ontdekte en begreep dat alle werk wat ik deed of dat hij mij had opgedragen te doen, voortkwam uit de grond van zijn eigen wil. Daarin heeft hij mij alles opgedragen op hoog gezag van de minne. Daarbuiten vond ik het nooit en ik heb in al mijn werken zijn wil nooit gemist.
[52] Alle dingen kon ik door die troon nu doorzien: al mijn werk gebeurt in God en mijn vrije en fiere wil was in hem, met die hevige hartstocht voor hem die mij toen overweldigd had en met die afgrijselijke ervaringen die ik moest doorstaan wanneer de minne mij aangreep en nog steeds doet. Ik beminde jou zo erg en geen ogenblik kon en kan ik jou vergeten. Jouw dood en dat jij zo onredelijk behandeld werd door de minne, dat heb ik zo van jou gevoeld in mijn onstuimige verlangen naar God, dat ik meer met God verbonden was dan met jou. Dit. alles was te zwaar voor mij.
[63] En omdat jij zowel kind als mens was, precies daarom was die last nog zwaarder voor mij. Ook omdat ik voorheen zo machtig in de minne was en zij mij vervolgens in de steek liet, zoals ze dat ook nu deed. Dat is me wel duidelijk nu ze me die hoge troon heeft laten zien, die nieuw is en transparant en precies zo versierd als het een groot minnaar past die de schepper van de minne is en haar ware wezen.
Hadewijch spreekt hier tegen een andere persoon, die ze met “jij” aanspreekt. Waarschijnlijk is hiermee een leerlinge van Hadewijch bedoeld. Hadewijch noemt die vaker ‘kind(eren)’. Veerle Fraeters en anderen gaan er van uit dat ze hier een vriendin aanspreekt voor wie ze het visioenenboek geschreven heeft. Hadewijch moet erg veel van haar gehouden hebben. En zij wil haar leerlinge beschermen voor de verlammende werking van de orewoet.
[71] En in het midden van de nieuwe troon stond een zetel, die gelijkstond aan de hoogste macht en aan de plaats waaronder alle gelukzaligen zich bevinden. Daarop zat de schepper van onze minne. De meester van de gerechtigheid sprak daar een groot oordeel uit over de minne van hen die haar recht doen.
Dit thema werkt Hadewijch op meer plaatsen uit. Voor haar is gerechtigheid is de minne recht doen. Mooi omschreven, die verbinding van rechtvaardigheid en liefde. Recht spreken en oordelen zijn dus niet het uitspreken van oordelen over mensen, maar over de minne van mensen! Nu vertoont de schepper van de minne zijn ware gelaat.
[77] En het aanschijn dat hij toen op dat ogenblik te zien gaf, was niet te zien en niet te verdragen voor hen die nooit de menselijke en goddelijke minne in één ervaren hebben. Want zij kunnen het niet bevatten en het voeden in één enkelvoudige smaak van één natuur; hoe het hen dan met de gehele godheid door hen heen vloeit en, alleen dan één, weer terugvloeit in de godheid.
[85] In de vorm die het aanschijn toen had, had ik het tot die tijd nooit gezien. Wel had ik het voorheen gezien in dezelfde gedaantewisseling als de heilige Petrus het gezien heeft en zij die bij hem waren op de berg Thabor. Ik had er heel lang naar verlangd om dat te zien voor het mij overkwam. Ik had horen zeggen dat de heilige Petrus sinds hij het had gezien, nooit meer lachte. Dat had ik er graag voor over gehad om hem voldoening te geven. Zo was ik in verlangen naar hem en in angst voor hem weg te kwijnen, en niet eerder te sterven maar steeds verteerd van ellende te blijven leven.
Hadewijch heeft er lange tijd naar verlangd om Gods volle Aanschijn te zien. Dat voltrekt zich nu. Het moet zo’n indringende gewaarwording zijn geweest: ingrijpender dan de verschijning op de berg Thabor. Deze ervaring heeft haar totaal veranderd. Ze heeft nu een nieuwe kracht gekregen. Niet alleen nieuwe kracht, maar ook nieuwe inzichten. Ze weet nu hoe ze haar leven met leiden.
[96] Toen dit mij toen overkwam, kreeg ik er zo’n kracht door dat ik alles wat mij overkwam geduldig kon verdragen: in blijdschap en smart, lachen en huilen, ellende en verdriet. In alle omstandigheden bleef ik zonder diep verdriet. En ik ontving allerlei genadegaven en ook krachten die nog sterker zijn dan genade, zonder dat ik mij daarop wil beroemen. Ik kreeg allerlei machtige wonderen en werken en er waren mensen die ik uit de zonde bevrijdde, of die ik uit de wanhoop verloste, of er waren doden die ik deed opstaan door de kracht die god in mij legde. Dit is bij vier van hen gebeurd.
[110] Ik maak het te lang, omdat jij zo graag hoort in wat voor omstandigheden iets zo mooi was of zo onmenselijk en zo gelijk aan het menszijn van God. Sinds die tijd bracht niets me uit mijn evenwicht. Ik deed als God, die al zijn werken opdroeg aan zijn Vader, van wie hij ze gekregen had. En wat ik van hem heb, ontving ik door dit visioen en door andere vormen van verschijningen in visioenen. Daar schreef ik je laatst over en vroeger heb ik je daar ook al over geschreven, en door nog veel meer waarover ik je niet heb geschreven. Dat spijt mij overigens wel, want ik doe graag wat je wilt en jij wilt alles graag van mij weten. Daarom spijt het mij zeer dat dat je niet alles weet wat je weten wil.
[125] Zo heb ik eens in een nacht en een dag drie keer het onverdraaglijk, bijzonder mooie aanschijn gezien van onze minne die alles is. Elke keer had het aanschijn daarbij de specifieke vorm die paste bij de specifieke gave die hij mij telkens gaf. Op elk van die momenten, toen en altijd, ontving ik nieuwe gaven die mij lieten weten hoe ver en in welke gebieden ik was gekomen en opgestegen was. Ook ontving ik talrijke andere openbaringen en de geest van de profetie. Ik kreeg inzicht in wat de hemel, de aarde, het vagevuur en de hel zijn. En begreep ik allerlei uitspraken over deze vier plaatsen. Ik kreeg inzicht in de minne, hoe hij onze minne is binnen zichzelf en buiten zichzelf in ons. Hoe de minne nu eens dodelijk toeslaat en dan weer heelt. Waarom zij de mindere verkiest en de meerdere verstoot. Hier laat ik het bij wat al die inzichten betreft.
[145] Ik heb eens drie dagen en evenveel nachten in het aanschijn van onze geliefde gelegen terwijl ik was opgenomen in de geest. Dat heeft dikwijls zo lang geduurd. Ook ben ik vaak even lang buiten de geest geweest, verloren voor mezelf en voor alle mensen hier, en in verrukking met hem verenigd en dan wist ik hoe hij zichzelf beleeft. Buiten de geest in Hem verenigd zijn, gaat alles te boven wat men van hem krijgen kan en wat hij zelf bewerken kan. En dan is men niet minder dan hijzelf is.
Hier beschrijft Hadewijch de gelukzalige vereniging met God. Zij is nu “buiten de geest”, voorbij haar verstand, terwijl zij op andere momenten zich verenigd voelt binnen haar bewustzijn. Der ervaring van dit visioen is voor haar het mooiste, hoogste, wat zij ooit beleefde. Tegelijkertijd ervaart zij hoe God zichzelf beleeft, hoe hij in onze minne is.
[155] Behalve deze eenheidservaringen buiten de geest, vielen alle andere verschijningen in het niet bij het aanschijn dat ik op de nieuwe troon van onze geliefde zag. Want ik elk andere verschijning die ik had gezien kwam overeen met de toestand waarin ik op dat moment verkeerde en paste slechts voor een deel bij mijn bestemming. Maar nu ik dit zag, was ik tot in mijn eigen koor geraakt, het koor waartoe uitverkoren was: namelijk dat ik de mens en God in één zou weten te ervaren, wat geen mens kan doen tenzij hij volledig als God is, en geheel is wie onze minne is. Die daar zat op de nieuwe troon, die ik was, zag er helemaal uit als een vreselijke, wonderlijke aanschijn.
Hadewijch heeft nu haar plaats gekregen die bij haar past: in het eigen engelenkoor. Aan het einde van het Visioenboek geeft God Hadewijch een naam: “sterkste” en “moedigste”. Deze naam roept bij de leerlingen en bij ons de bekende verzen uit het boek Spreuken op: “Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?” (Spr. 31). In de Middeleeuwen was de sterke vrouw bij uitstek vrouwe Maria.
[167] En een stem sprak tegen mij als een hevige donderslag, die met alle geweld alles stil wil maken zodat men alleen haar zou horen. Die stem zei tegen me: ‘Jij bent de sterkste in elke strijd. Jij hebt alles overwonnen. Jij hebt en de gesloten eenheid geopend. Nooit werd die ontsloten door iemand die niet, via de inspanning en de angst in de minne, ervoer hoe ik tegelijk God én mens ben. En omdat jij moedig als je bent, zo moedig leeft en dus niet buigt, daarom heet jij ‘de moedigste’ en daarom is het terecht dat jij mij ten volle kent.’
© Adrie Lint voor vertaling en toelichting.
Nummers verwijzen naar versregels van originele handschrift.
Toelichting of nadere uitleg worden cursief aangegeven,
zodat vertaling gemakkelijk aaneengesloten te lezen is.