Visioen 5
In het vijfde visioen neemt Hadewijch het bij God op voor haar vriendinnen. Zij vraagt of God ook aan hen de mystieke vereniging wil schenken. Omdat de eenwording met Gods Liefde alles voor haar betekent.
[1] Ik was op de dag van Maria Tenhemelopneming was ik tijdens de metten een korte tijd opgenomen in de geest. Mij werden de drie hoogste hemelsferen getoond waarnaar men de drie hoogste engelenkoren noemt: de troonengelen, de cherubijnen en de serafijnen. En de adelaar van de vier dieren kwam naar mij toe. Het was de zachtaardige heilige Johannes, de evangelist. Hij zei: “Kom kijken naar de dingen zien die ik als mens zag. Wat ik in gelijkenissen zag, dat heb jij allemaal geopenbaard gezien en in hun volle betekenis. Jij hebt ze begrepen en weet wat ze betekenen’.
[12] Toen ik de woorden die de heilige Johannes daarna nog tegen mij zei overwoog, liet ik mij met mijn gezicht op de grond, verscheurd van pijn. En mijn pijn schreeuwde het uit: “Ah, ah, heilige vriend en waarachtig machtige God, waarom laat u mijn geliefden over aan dingen die vreemd zijn aan de minne? Waarom laat u hen niet doorstromen in onze eenheid? Ik heb mijn hele leven op u afgestemd en ik min en haat met u, zoals u zou doen. Want sedert u mij herhaaldelijk rust en vrede hebt gegeven, ben ik nu toch geen lucifer meer, zoals degenen die tegenwoordig lucifer zijn. Die willen dat ze goedheid en genade ontvangen die hun noch door hun manier van leven, noch door hun werken, noch door hun verdienste toekomen. Zij verwaarlozen hun arbeid en verwachten toch genade. Zij verheffen zichzelf omdat u hen een klein beetje van uw goedheid laat zien en daarom al willen zij voorrecht hebben. Die mensen vallen uit uw hemelse gunst. Dat hebt u mij laten weten.
Hadewijch beklaagt zich bij God, die zij hier heilige vriend noemt. Waarom verenigt God zich ook niet met haar vriendinnen, zoals hij met haar doet? Hadewijch beschouwt zich als een integere ‘minnaar’ van God. Zij is zeker geen ‘lucifer’ meer. Lucifer (letterlijk ‘Licht-brenger’) was een voorname engel die een opstand organiseerde tegen God. Hij werd door een andere engel, Michaël, in een grootse veldslag uit de hemel verjaagd. Wie zijn eigen wil boven die van God stelt, is als een lucifer.
[30] Op dit punt heb ik het vroeger verkeerd gedaan. Ik heb levende en dode mensen willen verlossen uit het vagevuur en uit de hel, alsof ik daartoe het recht had. Maar wees hierom gezegend: zonder het mij kwalijk te nemen hebt u dit gedaan voor vier van hen, levenden en doden, die toen in de hel verkeerden. Uw goedheid verdroeg dat van mijn onwetendheid en van mijn onbeheerste verlangen en van de mateloze naastenliefde die u mij in u voor de mensen gegeven hebt. Ik kende toen uw volkomen rechtvaardigheid nog niet. In die val liep ik en werd ik een lucifer omdat ik dit niet allemaal begreep. U hebt mij dat niet aangerekend. Dit was wel de reden waarom ik bij mensen in ongenade ben gevallen, dat ik een vreemde voor hen bleef en dat zij wreed waren voor mij. Met minne wilde ik levenden en doden redden uit het diepe dal van hun wanhoop en hun misdragen. Ik deed hun pijn verminderen en doden uit de hel naar het vagevuur sturen en levenden uit de hel naar een het hemelrijk brengen. In uw goedheid heeft u dit van mij getolereerd. U hebt mij laten zien dat ik daarom bij mensen in ongenade was gevallen.
Wat bedoelt Hadewijch wanneer zij beweert dat ze levende en dode mensen wilde verlossen uit het vagevuur en uit de hel? Marie van der Zeyde beweert dat Hadewijch in deze een onorthodoxe kijk op de hel heeft. Namelijk dat verlossing uit de hel onder bijzondere omstandigheden mogelijk is. Zou zij daarmee een ketterse vrouw zijn? Herman Vekeman werkt de visie van Hadewijch op hel en vagevuur anders uit. Hel en vagevuur moeten volgens hem meer symbolisch opgevat worden. Het gaat bij beiden niet om het verblijf van de ziel na de dood. Het gaat eerder om de geestestoestand van mensen die spiritueel op een dwaalspoor verkeren. Hadewijch wilde hen daarvan verlossen. Maar het was niet aan de persoon van Hadewijch om dat te bewerkstelligen; alleen de minne zelf kan dat.
[52] Toen u mij in uzelf opnam en mij liet weten hoe u werkelijk bent en dat u haat en mint binnen eenzelfde wezen, toen begreep ik hoe ik geheel en al met u moest haten en minnen en in alles zijn. Nu ik dat weet, vraag ik u dat u die bij ons horen met ons verenigt.
“Minnen en haten” verwijst naar een diep menselijk dilemma, waar ook Hadewijch mee worstelt. God houdt van mensen en heeft mensen uitgenodigd om het goede voor elkaar te doen (elkaar lief te hebben). Maar wat kan zij (en wij dus ook) doen met hen die het goede niet uitdragen? God drukt Hadewijch op het hart dat zij niet degene is die hen mag veroordelen. Wat zou zij in het verleden graag enkele van haar vriendinnen willen redden. Dat was de tijd dat zij nog leefde in “onwetendheid” met een “onbeheerste verlangen” en vanuit “mateloze naastenliefde”. Nu heeft ze begrepen dat enkel de volkomen minne de maatstaf is voor alle leven. Niet vanuit jezelf een oordeel vellen, maar vanuit de minne leven, vanuit de verbondenheid en vereniging met God. Mystieke ervaringen geven bij Hadewijch de richting voor concrete ethiek.
[59] En hij die op de troon zat in de hemel zei tegen me: “Deze drie hemelen ben ik in drie personen: in troonengel ben ik mens ben geworden, in cherubijn ben ik heilige geest en in serafijn ben ik de zalige vereniging waar ik alles ben”. En hij nam me op buiten de geest in het hoogste genot van onbegrijpelijke wonderen. Daar mocht ik hem genieten zoals ik dat eeuwig doen zal. Dat duurde maar een korte tijd. En toen ik tot mezelf kwam, bracht hij me terug in de geest en sprak hij het volgende tot mij: “Zoals je er nu van geniet, zo zal je het eeuwig genieten.” En Johannes zei tot mij: “Neem je dagelijkse last weer op en God zal zijn oude wonderen in jou vernieuwen.” En ik kwam weer terug in mijn leed met veel en groot verdriet.
© Adrie Lint voor vertaling en toelichting.
Nummers verwijzen naar versregels van originele handschrift.
Toelichting of nadere uitleg worden cursief aangegeven,
zodat vertaling gemakkelijk aaneengesloten te lezen is.