Albert Verwey dicht
De Liederen van Hadewych
Jaren ver, eeuwen ver,
Zit als een groote witte vogel
Die vrouw en zingt.
Al de geslachten van strijdenden, heerschenden,
Vorsten, prelaten, zijn in hun graven
En niemand telt hen, –
Zij is ondoodbaar, zij doet niet anders
Dan met de hartstocht van haar begeeren
En met haar maatvol bedwang
De ééne bezieling, de ondeelbaar ééne,
Denken in woorden.
Wie zal het schaduwloos
Licht verbeelden?
Wie het bovenzinlijke
In zin bepeinzen?
Wanhoop bevangt haar,
Maar de Wil
Tot het Onmooglijke,
Juist deze is van edele zielen de beweegkracht:
Juist deze drijft haar zoodat ze overweldigend zingt.
Niemand, zoo zegt ze, kan Minne genoegdoen,
Zonder de Minne is elk leven leed,
Erger dan dood is Minneloos leven.
Minne, onthef ons aan alles wat laag is,
Minne, bedwing ons tot één met uzelf.
Eén met uzelf, ach hoe woed ik verbijsterd, –
Nochtans, wat weelde zoo gij me maar wenkt.
Weelde, doch wanhoop ook: bei maken zalig.
Ach, overwin mij maar, sterkste die zijt!
Als alles vergaat rijst gij, Minne, klaarder.
Woorden beseffen niet hoe ge ons omvangt.
Eindlijk toch neigt ge u en zegt: in mijn armen,
Lieve, in mijn armen voer ik u thuis.
Zij hunkert, zij haakt
Naar die Eéne.
Doel, drang en zaligheid,
Minne is het woord ervoor.
De hooggeborene
Stoutmoedige Jonkvrouw
Kan niet gedoogen
Dat het hoogste denken
Haar ontgaan zou.
Zij dwingt het met voeten te treden
Op haar de verslagene,
In een roes en ontruktheid
Voelt ze zich één ermee,
Gewaart hoe het ingaat, lichaam en geest, in haar,
Schouwt en beleeft zijn bewegingen.
Maar het hoofsche woord:
Maat en rijm van het ridderlijk minnelied,
Het lentelijk spel van de liefde
Op veld en in boogaard
Of tusschen de hagen
Kadert en doorgeurt vizioen en afgrond:
Lente wordt overal wat Minne heet.
Door haar schallende strofen,
Door de wisslende regel-maat,
Door de reiende en beurtende rijmendans,
Stroomt op haar stem en haar bloedslag
De door woord noch denking benaderde
Lichaamgeworden
Minne, de god-mensch.
Deze verbeelding,
De natuurlijke,
Bevat al het bovennatuurlijk onmooglijke
Zichtbaar en blijvend,
Deze is de ware verschijning van Hadewych,
De vrouw die van Minne zong.
Uit: Albert Verwey, De weg van het Licht, 1922.
Geraadpleegd via DBNL (KB).