Lied 40
(Vertaling Veerle Fraeters en Frank Willaert)
Als het nieuwe jaar aanbreekt,
dan hoopt men dat het seizoen snel komt
waarvan velen heil verwachten
en dat berg en dal in bloei zet.
Toch blijft de blijdschap nog achterwege.
Zo is het ook met hem gesteld die zich volledig geeft,
vertrouwend op de mooie beloftes van hoge minne,
voordat hij de voorsprong van de minne heeft ingelopen.
Wie zal dan de snelle zijn,
die verre minne zal inhalen?
De dappere, die neemt wat minne hem geeft,
en die leeft met beraad en werkt met verstand
en die alles inzet wat hij ooit kreeg,
zodat verlichte rede weet
dat hij voor minne niets kan achterhouden,
híj zal de voorsprong van de minne inlopen.
Dat de minne zo ver van ons is,
terwijl ze ons eigenlijk zo nabij zou moeten zijn,
dat ondervindt menigeen – en ook ikzelf –
die zich op vreemde troost verlaat.
Wie dapper in de minne is, moet zó vrij leven
dat hij haar met zo’n stormloop aanvalt,
tot de dood toe, of toch bijna,
dat hij de kracht van de minne overwint.
Wie zo de kracht van de minne overwint,
die moet wel een vermaard kampvechter zijn.
Want men leest over de macht van de minne
dat ze alle andere dingen overwint.
De wijze betale de volle minnepacht
en zie erop toe dat hij de strijd zo schitterend aanvat,
altijd in de stormloop van een nieuwe aanval,
tot hij de kracht van de minne overwint.
Wie door minne overwonnen wordt, opdat hij haar zou overwinnen,
hem wordt haar zoete natuur wel duidelijk.
Als hij de zoete minne voelt,
dan wordt hij met haar wonden verwond.
Als hij verwonderd haar wonderen leert kennen,
dan zuigt hij met hartstocht het diepste uit de ader op
met een eindeloos nieuwe dorst,
tot hij de zoete minne geniet.
Dan wordt het uitermate goed
– begeerte schept, geneugte drinkt –
voor de dappere die zichzelf volledig in minne verteert
en met hartstocht genietend in haar verzinkt.
Dan bezit hij ten volle het geluk van de minne,
wanneer minne met minne haar minne helemaal uitschenkt,
en dan wordt de minne met niets dan minne gevoed,
wanneer hij de zoete minne geniet.
Het genieten van de minne is een spel
dat niemand goed kan uitleggen.
En al kon wie het speelt er wel iets over zeggen,
wie het nooit gespeeld heeft, kan het niet verstaan:
hoe minne minne wil en niets anders
van al wat de zon ooit bescheen.
De loop van de hemeltroon is niet zo snel
als de loop van de minne is in de minne.
De loop van de troon en van de planeten
en van de sterrenbeelden die rondwentelen met de troon,
kan men nog enigszins door vergelijking kennen
en in getallen vatten.
Maar geen meester kan beweren
dat hij minne met het verstand kan duidelijk maken
aan allen die de minne ooit kenden en zullen kennen
en de loop der minne zullen lopen.
Zij hebben de weidsheid van de minne vergeten,
die de minne met het verstand menen aan te kunnen.
Ach God, wat heeft God hen toch aangedaan,
die de loop van de minne moeten lopen.
Uit: Hadewijch, Liederen, uitgegeven, ingeleid, vertaald en toegelicht door Veerle Fraeters en Frank Willaert, met een reconstructie van de melodieën door Louis P. Grijp, Historische Uitgeverij, Groningen, 2009, pp. 294-299.
In het boek staat de moderne vertaling naast de originele Dietse Tekst en dat leest erg gemakkelijk. Verder wordt er een toelichting gegeven bij verschillende verzen. Het boek bevat tevens 4 cd’s met een uitvoering van alle liederen.