Brief 11
Wie heeft God het meest lief?
Ook al weten we amper iets over het leven van Hadewijch, in deze brief vertelt ze openhartig over haar persoonlijkheid. Vanaf haar tiende jaar ervaart zij de minne op een overweldigende manier. Het beangstigt haar: geeft zij genoeg en zijn er anderen die Minne nog meer liefhebben dan zij?
Gelukkig heeft God haar rede verlicht. Met rede bedoelt Hadewijch de verstandelijke vermogens van een mens. De rede wordt ook wel als persoon aangesproken. De verlichte rede is een belangrijk thema voor Hadewijch. Zij openbaart de diepe waarheid van God. Zo verlicht rede in deze brief haar angstige ziel en wijst haar de juiste weg.
[1] Ach, lieve kind, moge God jou geven wat mijn hart voor jou verlangt: dat God door jou bemind wordt op een waardige wijze. Toch heb ik nooit kunnen verdragen, mijn lieve, dat iemand God meer dan ik zou hebben liefgehad. Maar ik geloof dat velen evenveel en even innig Hem beminden, al kon ik niet goed verdragen dat iemand hem zo hartelijk zou kennen en beminnen als ik heb gedaan.
[10] Vanaf mijn tiende jaar werd ik door zo een vurige minne overweldigd, dat ik in de eerste twee jaren dat ik eraan begon, reeds dood zou zijn gegaan als God aan mij geen uitzonderlijke kracht had gegeven, sterker dan aan gewone mensen, en mijn natuur hersteld had met zijn eigen wezen. Hij heeft mij meteen rede gegeven, gedeeltelijk verlicht met vele mooie inzichten. En ik heb van hem vele mooie gaven gekregen doordat Hij zichzelf liet voelen en liet zien.
[20] Door al deze tekenen die ik tussen Hem en mij ervaarde in het innig liefhebben van elkaar – zoals vrienden gewoon zijn te doen, namelijk weinig voor elkaar verborgen houden en veel vertellen, vooral elkaar nabij voelen, het ‘smullen’ van elkaar, elkaar ‘opeten’ en ‘uitdrinken’, volkomen opgaan in elkaar – door deze tekenen die God, mijn lief, in het begin van mijn leven zo vaak aan mij gaf, gaf Hij mij zo’n vertrouwen op hem dat het mij vaak te moede was dat niemand hem zo hartelijk bemind heeft als ik. Maar rede deed mij intussen wel begrijpen dat ik hem niet het meeste beminde. Maar de band, ontstaan uit het innig aanvoelen van Minne, belette mij dit ooit te voelen of te geloven.
[36] Dus zo is het met mij gesteld dat ik helemaal niet geloof dat hij door mij het innigst bemind wordt. En toch geloof ik ook niet dat er één mens leeft die God zozeer bemint als ik. Dus zo maakt de Minne mij nu eens zo verlicht dat ik weet waarin ik tekortschiet en dat ik mijn geliefde niet de voldoening geef die hij waardig is. Dan weer maakt de heerlijke natuur van de Minne mij zo blind, wanneer ik haar mag smaken en voelen, dat het mij genoeg is. Op de momenten dat ik bij haar ben, voel ik mij zo rijk, dat ik in mezelf erken dat zij ne genoeg is.
© Adrie Lint voor vertaling en toelichting.
Nummers verwijzen naar versregels van originele handschrift.
Toelichting of nadere uitleg worden cursief aangegeven,
zodat vertaling gemakkelijk aaneengesloten te lezen is.