Hadewijch schreef haar werk waarschijnlijk op wastafels. In de Middeleeuwen schreef men met een scherp gesneden houten stift op houten plankjes die met was bestreken waren. Haar teksten werd later overgeschreven op perkament. Oorspronkelijke teksten van haar eigen hand zijn niet bewaard gebleven. We hebben wel enkele handschriften van later datum waarin werken van haar beschreven zijn.

De werken van Hadewijch zijn in drie handschriften gezamenlijk bewaard gebleven. Oorspronkelijk komen zij uit kloosterbibliotheken. Twee daarvan komen uit het Rooklooster van Augustijnen, juist buiten Brussel. Zij worden nu bewaard in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel. Het oudste hiervan wordt aangeduid als Handschrift A (1340-1380) en het andere als Handschrift B (1380-1430). Handschrift B is een kopie van handschrift A met enkele aanvullingen. Een derde handschrift komt vermoedelijk uit de priorij van Bethlehem te Herent bij Leuven. Het bevindt zich in de bibliotheek van de Universiteit van Gent. Het wordt aangeduid als Handschrift C (1340-1400).

Er is nog een vierde handschrift dat enkel de Liederen en de Rijmbrieven bevat. Het is van latere datum (ca 1500). Het is in de zestiger jaren gevonden in een nalatenschap en de herkomst is onbekend. Het wordt bewaard in de bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap in Antwerpen. Het wordt Handschrift R genoemd. Verder komen verschillende gedeelten van haar werk ook in andere oude handschriften voor.

De handschriften bevatten:
– 14 Visioenen
– 45 Liederen (ook wel Strofische gedichten genoemd)
– 31 Brieven en
– 16 Rijmbrieven (ook wel Mengeldichten genoemd)

In de Handschriften B en C zijn ook nog een reeks Rijmbrieven (met de nummers XVII-XXIX) en het zogenoemde “Tweevomig Tractaetken” te vinden. Algemeen wordt betwijfeld dat deze teksten door Hadewijch geschreven zijn. Inhoud en vorm van deze werken verwijzen naar verschillende andere auteurs. Waarschijnlijk werden zij toegevoegd, zoal wel meer gebeurde in verzamelbundels.

De geschriften van Hadewijch moeten al korte tijd na hun ontstaan verzameld en gekopieerd zijn. Uit de dertiende eeuw zelf, de tijd dat Hadewijch leefde, is helaas niets bewaard gebleven. Wel zijn in de Limburgse Sermoenen (ca 1290) een aantal preken te lezen die sterke overeenkomsten vertonen met de brieven van Hadewijch. Tot aan ongeveer 1600 was het werk van Hadewijch erg populair; op vele plaatsen in de lage landen werd zij genoemd en geciteerd. We weten niet waarom zij daarna bijna volledig uit de aandacht verdwenen is. Pas in 1838 ontdekte de Duitse filoloog Franz Joseph Mone in een bibliotheek van Brussel ‘Minnelieder einer Nonne’. Die ontdekking bracht haar werk opnieuw in de belangstelling.

 

Lied 1
Handschrift Gent 941-f-49r
Universiteit Gent

Op de website van Flandrica.be, van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek is het vierde handschrift on-line in te zien.

 

Print Friendly, PDF & Email